04 O V tt HOÉKSCIÏE ven te kunnen beoordeelert, en Heeds te willen behartigen, doet het veel af, dat reeds Van den beginne fchicr alle de Steden zich tot de par tij van Willem voegden, bHertog Willem de privilegiën door Margareta gegeven, her roepen hebbende, fchönk Zelf die zelfde weer, zoo ver ze met de algemeène billijkheid en wel vaart beftaanb'aar warenen fchdnk andere riictlwe (ba), r) Hier komt bij't geón te regt tegen die geheele Helling is ingebragt: dat de Kabeljaauwfche Vorsten geene riiindere of Hechtere privilegiën gaven, dan de Hoekfche zoö als inzonderheid Filips van Bourgondi'è dien men anders meê befchuldigen moet, hoog lijk bedankt en geroemd, en niet den grootften eernaam van den Goeden betiteld wierd, door hen, die hem beter kenden en beoordeelen konden. §5 30. Öp 't ede.) Hoe Willem tot het aanma tigen van 't hoog gezag gebragt werd, welke wettige redenen de Landzaten hadden, om van' Margareta af te wijken, blijft nog onzeker. Ver- (èa) V. d. Wall, Privil. y. Dordr. I. D. bl. 200 208227228. Van Oosten de Bruijn, Haar- kmI. D. bl. 197. Mieris, Chartert. II. D. en in 't begin des III. Deels.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 386