BN KABELJAAUWSCHE TWISTEN. natuurlijk gevolg van de vorige gebeurtenisfen onder Willem VI. c) In de verdrukkingen van Jakobawas eerst, Jan van Beijeren een Hollandsch Vorst, Zoon van Hertog Al- bert, die hier te lande veel verkeerde en zeer gegoed was 'bidaarentegen was Jan van Brabandwien Jakoba eerst in 't land haalde, of aan wien zij gekoppeld werd, een jong vreemd Vorst. Echter, de peis eens gemaakt, en deze Brabander Jakoba's wettige man eti Voogd geworden zijndehidden de Kabelj. even veel regt, hem, ondanks zijne zwakheid van geest en van moed, te blijven aanhangen, als de Hoekfchcnvan met Jakoba te hunke ren naar den Engelfchen Hertog van Gloces- ter, een flecht mensch, en onmagtig om zich en Jakoba te verweren. Filips van Bour- gondie had een dub beid regt, dat van Jan van Beijeren't welk hij geërfd haden zijn eigen, als Jakoba's naaste erfgenaam. Even wel déden hij en zijne partij onregt, met Ja koba van huwelijk te onthouden en van de re gering te verftotendoch buiten twijfel had Jakoba't zij dan door hare fchuld of onge luk de hoogachting en toegenegenheid der land zaten veelal verloren. Men voege hierbij, 't gezegde op i. c) b'l. 64. 34- (pi) Wagen. Kaikrl. Hip. III. D. hl. 315.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 393