84 O V I tt DE ii O E ics C H E door wettig Vorst droeg, en algemeen erkend wierd (ff), fchoon hij eerst vele jaren later, in 1213, de landen van den Keizer ter leen ver hief, en plegtig in 't bezit bevestigd wierd cd) maar volgens de gefchiedenis van 't Leenregt, ja volgens den Heer kluit zelf (ce), bad de i opvolging der mannelijke zijdmagenoffchoon in oude leciientoen nog geen plaats; dus Willem in 't leenregt geen erfregt had: dus kwam ook de controverfleof deze Graaf lijkheid een regt dan vrouwelijk leen ware geenszins te pas, maar kwam alles aan, op de zucht voor de perfonen; men moge dan Wil lems erfregt of Ada's fout gevonden hebben waar men wilde. 't Verfchil van Keizer Albert met fan van Avenues-, in 1300, over 't regt van dezen tot de opvolging, van Jem I, Zoon van Floris V, kfen "t regt van zijdmagen, en wel uit vrouwen, dus als een goed leenbetroffen hebben men vindt echter toenbehalve llenesfedeu delator fisci, geene wederfpanniglicid, veel min 't land over deze ilelling in factiën verdeeld. (Doch mogelijk was hier ook voornamelijk ge- fchil, 'ccZ. de plaatfen aangeh. bij Kluit zelf, Cm* fpeit p. Lxvm, en vergel. boven, 5. {cd') Kluit, ibid p. feq. (cej iUid. p. Lxvm

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 406