SS V e de HOEKSCHE
tegen Margareta nimmer vooral niet doot
haar zoonen bij haar leven aangevoerd
worden (cl).
(Idsinoa vergist zich wonderlijk, wan
neer hij, na zijn boven, bl. 7!!, opgegeven ge
voelen en 't gezegde dat de grond der verwij
deringen zou geweest zijn, dat de Hoekfchen
het regt der Vrouwenom in de Landen op te
volgenftaande hieldenhet welk de anderen
ontkendenonmiddelijk vervolgtdit zelve
onderfcheid van gevoelens had wederom in^
vloed op het geval van den ongelukkigen
Willem, V.wanneer hij krankzinnig wierd,
als wanneer men over den perfoon aan wien
de Voogdij behoorde, oneens was" daar
toch reeds lange algemeen opgemerkt isdat
hier juist beide partijen, vooral de Kabelj.
geheel tegengeftelde 'gevoelens van die men hun
ais eigen toefchrijft, gevolgd zouden hebben.
\Vaar-
(6*/) (Indien eene qu&stio juris de partijen verdeeld
hebbe, is het ook wonder, dat geen van beide zicti
duidelijk op hun regt en op de oude herkomst,
of op e.ene onpartijdige regtbank, Q.f op eeu
w,ettig Leen-hof, o( judicium par'mm beroepen;
of eenige regtsgeleerde deductie hebbe doen op-
fteUen, of eenige manifesten uitgegeven tot betoog
van hun wettig regt: wonder althans, dat geener-
iei blijk van iets van dat alles, 't zij door chartersa
zij zeifs maar. in de kronijkenon? oyqrig zij.j