io<2 OVER B K HÓEKSCHS ïotMncian- H. en K. partijen ftrekken tot nieuw bewijs, de dit punt. j r j hoé gevaarlijk het is, door liefde voor een 'Vo^'oopi^ fystema, of enkele ftelling, hypothefe met hy. pothefen te willen (leunen, én alle gebeurtenis' fen, en zoo den geheelen omvang der Gefchie- denis, eenzijdig te beichouwen. Derhalve, zelf iets anders in de plaats zullende ftellen, moeten wij ons vooral van dezen misflag wach ten: Maar wij gevoelen ook hier, hoe veel gemaklijker dikwijls het afbreken, dan herbou wen, het wederleggen dan het verbeteren is; en vooral hindert ons hier, het boven, §.13-16, aangetoond gebrek aan géfchiedkundige berigtcn nopens die tijden, toen die bloedige tweefpalt aanving, en het groot verfchil der berigten, over de wijs van aanvang én de naaste oorzaken van den tweelpalt zeiven', waarvan echter, om tot het blijvepd oogmerk en verfchil derzelve te befluiten, zoo veel kon afhangen. Wij mo gen dus op de billijkheid rekenen, dat men van ons niet verge, 't geen wij niet géven kunnen, om dat het er niet is (ook hier immers, is non apparerenon esfeen zullen, voorts, het geen ons meest-waarfchijnlijk voorkomt, in de volgende aanmerkingen voordragen. 49- t.Aanmerk. I, 't Zij, dat de factiën zich eerst om eri dooi*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 424