-C 73 hoofdover deszelfs oppervlakte behoorf. zoo ver doorgetrokken te worden, dat dezelve van voren niet meer hoogte boven het laag- waterpeil behoude danflechts aj, of op het mees? te 3 voeten want zij zoude toch het doel misfen ingeval dezelve van vorenaan ie laagwaterlijn hooger bleef ftaan dewijl r.,en dan wederom allpngskens dc fchadelijke nêerc-p zoude doen geboren worden en met deze de nadeelige uitwerkfelen derzelve aan de we? derzijdfche ftranden. Eindelijk moet de kop of ronde toog, voor pan het hoofd, tegen alle ondermijningen van den ftroom en der golven wei worden bevei ligd, 't zij door het ftorten van brik- en Door- nikfche fteen als anderzins nadat alvorens de grond door platte baard- of rijs-zinkwerkjes zal zijn afgedekt. Zoo zoude dan, naar mijne bckrompene ïn- zigtende conftruflrie der fteenen hoofden aan de Zeeuwfche ftranden moeten zijnen hier mede zoude ik dan ook aan de Vraag van het Zeeuwsch Genootfchap naar mijne zwakke pogingen hebben voldaan zoo ik ia de zesde plaats nog niet wilde betoogen dat de a&uële wit den duin ftrekkende hoofden E 5 op

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1819 | | pagina 45