-c 82 )- Van de plaatfelijke omftandighedes. Van de lengten de-r hoofden het. is toch duidelijk dat hoe korter deze zijn des te enger de kring hunner werking moet wezen, en hoe langer de hoofden zijnover des te grootere uitgeftrektheid derzelver werking op den ftroom enz. moet worden vooronderfteld. Van de plaatfelijke omftandighedenimmers waar de diepten het grootst de ondergron den beneden laagwater het lleilsthet ftrand het laagst en fmalst zijn en de ftroom het fterkst en meest afflijt, daar moeten noodwen dig de hoofden nader bij eikanderen worden gebouwd dan op lokalen waar het tegenover- geftelde ftand grijpt. Intusfcben zullen de hoofden over 't alge meen, op de Zeeuwfche ftranden zekerlijk niet verder van eikanderen verwijderd mogen zijn dan 1 of uiterlijk if maal de lengte der hoof den zelve. Verder van eikanderen afgelegen heeft de ondervinding geleerd dat zij onder ling niet genoegzaam voor het tusfehen gele gen ftrand werken konden. Ten tweeden: De hoofden moeten eener~ lei ft rekking zee waards hebben en deze moetnaar mijne gedachten en ep het voor beeld van andere oorden buiten Zeeland _waaï

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1819 | | pagina 48