-( 87
formvloeden en aan ae iaagwaterlijn nimmer
minder dan 2 k 2j, en niet meer dan 5 voetea
boven het laagwater behoudens op dat in het
eerste geval de duinen voor de doorloopende
golven en ftroomen zoo veel mogelijk bevei
ligd en gedekt zouden zijn en in het tweede
geval eene tamelijke hoogte tot defenfie vat!
het ftrand enz en tot bewerking van de ronde
toog of den kop van het hoofd, zoude overblij-
vertdie nogtans met den voorvloed of het.
zoogenaamde noordtij zoude zijn onder ge
vloeidwanneer er (lechcs weinig verheffing
des ftrooms aan de Zeeuwfehe kusten befpeurd
wordt't geen indedaad maar als eene zeer lang
zame zachte opvloeijing van het water kan wor
den aangemerkt, gelijk uit de bijgevoegde waar
nemingen fub liet. D kan worden gezienwaar
uit blijkt: dat in de gf eerste uren des vioeds
flechts eene verheffing van het zeewater vati
uaauwelijks 3 voeten plaatsheeft; terwijl in de
laatste 2§ uren van den vloed eene kolom waters
van gemiddeld 9 of meerdere voeten is aange-
ftroomd.
Ten vierden De hoofden moeten aan de
iaagwaterlijn of de grens des ftrooms alle de-
zelfde hoogten hebben, en naar boven met eene
gelijke helling van een zoo na mogelijk goed
F 4 ftrand