wL E M was de (lichter der Middelburgfchc
Abdij. Maar dus ver was ter erkentenis zijner
weldaden, tegen het gewoon gebruik, geener-
lei openbaar eerbewijs opgerigt. Het kan dus
niet vreemd voorkomendat de Abt van Mid
delburg daartoe aan den Keizer fmisfchien bij
gelegenheid van deszelfs verblijf binnen die
Stad in het jaar 1540) eenig voordel gedaan
hebbe,en dat hij door denzelven verwezen zij
naar zijne Zuster, de Gouvernante der Neder
landen. Zij deed althans in hetjaar 1542, vol
gens Opmeer Operis Chronologici pag. 657
den Abt Flor is van Schoonhoven aanfchrijven
om ter eere des Konings eene fchoone en def
tige Graftombe te (lichten, waarin de Vorste
lijke overblijfsels zouden worden overgebragt.
Aan dezen last begon mennaar het verhaal van
Reigersberg Chron. nan Zeeland II. D bl 92,
in hetjaar 154C) tevoldoen; en na de voltooijing
van het werk, zal de kist met het Vorstelijk
geraamte denkelijk met groote plegtigheid,
zijn nedergezet in de vervaardigde rustplaats,
onder eene fierlijke grafzerk die 's Konings
gedaante en wapenrusting uitdrukten.
Volgens de getuigenis van Boxhorn op Rei
gersberg Chronijk van Zeekind I. O. bl. 152,
A 4 ZQV)