-( II )- madrïanüs Junius, waarnaar ik lang gezocht had, en dit deed in mij de begeerte herleven, om ook die van Koning willem op tefporen. Sedert het jaar 1S03 toen ik lid werd van den Raad der ftad Middelburg, en kennis kreeg aan bovengemelde befluiten van 1603 en 1625, heb ik mij toegelegd, om fporen te vinden van de begraafplaats van bovengemel- den Vorstmaar te vergeefs tot het mij naar aanleiding van een gefprek met den ouden Koster der Koor-kerk, benoist, in Maart des jaars 1817 is mogen gebeuren, mijne beta melijke nieuwsgierigheid, gelijk ik vertrouw, voldaan te zien. Tegen den buiten muur der Koor - kerkop het Koorkerkhof, zijn drie fteenen huisjes, of loges, met afdakentegen de Kerk opgetrok ken. In één derzelve, nevens de kamer des Kosters vond ik toegang tot bet geheim waarnaar ik zocht. Het fchijnt in het begin der voorgaande eeuw en nog vroeger tot een knekelbuis gebruikt te zijn blijkens de af beelding der Koor - kerk bij Smallegange Chron. van Zeeland, D. bl. 28, en H'w Sorie fan V Bisdom van Zeeland. yergezeld van de Heeren p. j. eetüaam MA-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1820 | | pagina 17