van Holland als een Antirexen Rival van het wettig hoofd des Roomfchen Rijks, in de lijst der Westerfche Koningen en Keizers op* telien. En nu vraag ik: is het te vermoeden, dat k a r e l nu aan het hoofd des Duitfchen Kcizerrijks geplaatst, en zoo jaloersch op de handhaving van zijn gezag tegen de aanmatigin gen des Roomfchen Kerkvoogds, na van dit alies ondérrigt te zijn, zoude hebben kunnen befluiten om aan den Graaf willem van Hol land, op de te makene grafzerk de eerctee- kenen der waardigheid van Koomsch-Koning te geven? Waartoe zoude zulks ook noodig geweest zijn, daar willem hier niet in aan merking kwam ais Roomsch-Koningmaar ais Graaf van Holland en Zeeland, als begiftiger der Abdij van Middelburg? Hoedanig men ook hier omtrent denke genoeg is het, (jindien ten minften dit ge volg uit het verhaalde kan worden afgeleid dat het gemis der Koninklijke eereteekenen op de grafzerkalthans geen voldingend bewijs is, dat zij geenszins die van Koning willem kan zijn. Bovendien, indien de gevondene Graftombe niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1820 | | pagina 31