27
gemelden Heer Kominisfaris generaal van den
30 April 1818, ter mijner kennis is gekomen.
Het heeft toch Zijner Majesteit behaagd niet
alleen mijnen voorflag goed te keuren, maar
bovendien te bepalen, dat zoo wel ter eere
van flor es den verdienstelijken Voogd
van Holland Wetgever en Befchermer van
Zeeland, als van zijnen Broeder den Graaf en
Roomseh-Koning willem den II, een open
baar eerbewijs zou worden opgerigt.E11 bij
eene aanfehrijving van zijne Excellentie den Mi
nister voor het publiek Onderwijs, de Kunsten
en Wetenfchappenvan den 16 januarij 1819,
ben ik tot het doen vervaardigen der beide ge-
denklhikken gemagtigd, ingevolge de model»
len en opfchrïften mij toegezonden.
Ingevolge de magt mij door Z M, den Koning
gegeven, heb ik gedacht wel te doen beide de
voorzeide Monumenten te doen plaatfen in het
ligchaam der Abdij of Nieuwe Kerk te Middel'
burg, en niet in 't Koor derzelve, of de Koor-
Kerk, alwaar de Hoffelijke overblijfsels van
willem en ELORis zijn nedergelegd. Niet
lang geleden (in Augustus iSaoj) zijn deze ge-
denkftukken daar opgeregt op de gefchiktfte
plaats in dat Kerkgebouw, en wel in den muur
tegen over den ingang bij den Abdij toren,