-c 118 )-
ters inhielden, en dus eene hoeveelheid van
twee honderd en negen pinten waters uit den
buik gehaald te hebbeneerst tot eene meer
ontleedkundige befchouwing konden over
gaan. Wij gisten eenparig dat zoo wel het
water, dat zich nog in de holte van het bek
ken bevond, als dat, 't welk langs den grond
in menigte was weggeloopen te zamen elf
pinten konden bedragen, zoodat deze onge
lukkige Vrouw in den laatften tijd hares le
vens niet minder dan 220 pinten water in
den buik met zich heeft medegefleepteene
hoeveelheid, waarvan mijns wetens, bij bijna
geenc Schrij veren eenig voorbeeld wordt ge
vonden.
De inwendige befchouwing van den buik
leverde de volgende verfchijnfelen opDe
leverde galblaas en de maag vonden wij
fchoon wankleurig, in een natuurlijken toe-
fland en zeer hoog in de bovenbuiks-zijde
(regio epigastrica) regen het middelrif ge
drukt en als opwaarts geperst liggende.De
alvleesch-klier (pancreaswas kleen en ver
hard;het net-vlies (omentum) geheel en
al ontaard, en als tot eene harde vleeschachtige
klomp geworden zoodat wijbij de eerste
befchouwing, hetzelve moeijelijk erkenden.—
De