-C «8 )-
eene zittende gellalte. De pols is klein en
ras; de eetlust bedorven of belemmerdhier
door verliest de lijderes al langzaam haar
voorgaande frisfe kleur en gedaante die
haar bij den eersten en tweeden trap der
ziekte beftendig was bijgebleven en haar ge-
brek van eene uitftorting van water in den
buik of in eenig ander ingewand dat tot het
leven behoort deed onderfcheiden. Het
aangezicht de borst en de armen verma-
geren en droogen als uitde beenen die
bij een waar buikwater zoo ligt opzwellen
en dik worden droogen insgelijks uit en
worden niet dan op het laatst der ziekte
wanneer het vocht uit het zakgezwel in het
bekken loopt, dik, en dit is in het begin
van het gebrek almede een teeken dat hec-
zelve van de eigenlijke waterzucht onder-
fcheid. Zoo het zakgezwel dik en ilerk is
en de blaasgezweilen zich na binnen onclas-
ten zonder dat iets van dezelve na buiten
loopt of zich in het bekken of de holte des
buiks uitftort dan kunnen deze lijderesfen
vele jaren met eenen affchuwelijken dikken
buik leven maar zoo zich het vocht uit
den doorgebroken zak of uit de flijm en wa-
terblazen in het bekken of in de holte des
buiks uitftortdan is de toevloed na het
I 3 zak-