-( §4 )- en volkomen bekend was met den ftaat der za ken doch een zware ftormdie Schip en le ven bedreigdehem eene haven van Nieuw- Engcland hebbende doen binnen loopen, werd hij met een' naderen brief, van den 10 van Louwmaand 1674, andermaal naar Nederland afgevaardigd. Bij dien brief wordt te kennen gegevendat het God behaagdhebnende de wapenen van den Staat zoodanig te zegenendat de ganfche Provincie van Nieuw-Nederlandbeftaande uit drie Steden cu meer dan dertig dorpen tot groote vreugde der Ingezetenen onder de gehoorzaamheid harer wettige Overheden was wedergebragt men groote voordeelen voor het Vaderland daaruit meende te mogen voorfpellen vooral indien eenige huisgezinnen, die door den overval der Franfchen fchier van alles beroofd warenzich in Nieuw-Nederland zouden willen nederzetten en men hen, gedurende het eerste jaar, wilds te gcmoet komen dat deze Provincie die bijna niets dan volk van noodehadom den land bouw voort te zetten daardoor zoodanig in waarde zoude toenemen, dat zij in 't vervolg van tijd voor 't Vaderland zoude kunnen die nen tot eene koornfchuur en bergplaats van yele noodzakelijkheden, die nu gewoonlijk uit de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 276