roi
gen vruchteloos geweest zijnde, ben ik ge
noodzaakt daarin te berusten; de hoop koeste
rende, dat mijn arbeid nog eenmaal door eene
bekwamer pen zal verbeterd worden. (107)
NASCHRIFT.
ï^adat ik deze Schets van den oorfprong en
de Lotgevallen van Nieuw- Nederland gefchre-
ven had in het jaar 1813 en 5815, had ik de
eer in 't begin van het jaar 1817, te ontvangen
eene benoeming als Honorair Lid van het
Qefchiedkundig Genoot [chap ts New - Tork
terwijl mij tevens ten gefchenke werd toege
zonden een exemplaar van de twee uitgegeven
deelen harer Verhandelingen onder het op-
fchrift: Collections of the New-Tork Historical
Society printed New-Tork 1811 and 1814.
Ik vond in deze Verhandelingen verfchcidene
G 3 Stuk-
(107) Te vergeefs heb ik ook bij een der hie* te. Lande
wonende Leden, van het genacht van Rans fel aar (wiens Voor
ouders eene aanzienelijke Kolonie gefticht hebben in iNieuw-Ne
derland. Ransfalaarswijk genoemd,) onderzoek gedaan, of ook
daar eenige ftukken ter opheldering der Gefchiedenis voor handen
Waren; dan ik ben onderrigt, dat alle deze voor eenige jaren waren
ter hand geftcld aan den Heer R. S. van Rensfelaarbij zijn vertrek
löaar Americaalwaar di» ijeergelijk ik meenzich nog bevindt.