Toen ik in't voorleden voorjaar het Progrartii*
ma van 't Zeeuvvsch Genootfchap der Wetens
fchappen van 1814 in handen kreeg en, ortf
der anderen, de daar in vervatte hier voren-
ftaande Prijsvraag nopens de rcfultaten vati
de afzaging der Paalhoofden op de ftranden
van Walcheren en Schouwenlas, merkte ik
al aanfionds dateen doelmatig antwoord
op dezelve eensdeels moest voortvloeijen
uit een. naauwkcurig geometrisch en bi)
mangel daar van uit een naauwkeurig his-»
torisch onderzoek naar de plaacfelijke gefteldv
heid omftreeks de afgezaagde Paalhoofden f
vóór en na derzelver afzagingals welke
zoo men daar in wel konde Hagennaar mijn
inzien, zoodanige refaltaten moest uitleveren^
die ons met grond konden opleiden tot het be-
fiuitof het raadzaam zc.ude zijn lage gere-»
geld afdalende, boven hoog verhevene werken
voor de defenfie en verbetering derZeeuwfche
ftranden te verkiezen zender dat daar bij
A 9 «eniger