-c 7 Hoofden zijnvan aanmerkelijk mindere lengte de meerderheid, en voornaamheid der Hoofden zullen ook misfchicn meerder bewijzen ople veren wat men reeds van derzelver afzaging, heeft ondervonden, en wat het eiland Schou wen daarvan al dan niet verwachten kan, of ook aireede heeft befpeyrd. Wij zullen dan in de eerste plaats, zien, dat de Vraag: I. Heeft de afzaging der hooge Paalhoofden aan de kusten van Walcheren en Schouwen eenige gevolgen opgeleverd?'" met Ja moet worden beantwoord; uit welke gevolgen zal blijken dat men tot het verkiezen der lage ge regeld afdalende boven de hoog verhevene werken, voor de defenfie en verbetering der ilrandcn langs die kusten zoude kunnen befiuiten en dan II. De zwarigheden en twijfelingen die bij fommigen deswegens nog zouden kunnen beftaan zoo veel wij die weten trachten te wederleggen waar uit wij vertrouwen, dat in alle mogelijke gevallen zal kunnen blijken, dat lage boven hoog uitflekende werken voor de fenfie en verbetering der Zeeuwfche llranden de voorkeur verdienen. A 4 III. Zal

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 303