f n
V I 2 j
neer men na de afzaging dezelfde diepten blijft
behouden niettegenftaande 'er zedert geene
fchepen met kostbaren Doornikfehen lteen
meer zijn gelost, welke er te voren jaarlijks
«ilmfchoots wierd geftort.
Uit Bijlage B. blijkt, dat men van de diep
ten der afgezaagde Paalhoofden, aan het noor-
derlirand van Schouwennog niets beflisfends
zeggen kan als zijnde geen genoegzame tijd
na de afzaging verloopen, om eenige gevolgen
op te leveren men kan alleenlijk zeggen dat
het ten minste niet is verergerd.
Bij het in 1807 afgezaagde Paalhoofd aan
de zuidzijde van dat Eiland bij IVesten- Schou
wen, echter, is de aanwinst, zoo mijne infor-
matien desvvegens juist zijnfedert de afzaging
aanmerkelijkeren de diepten daar onbegrij
pelijk verminderd.
b. Ten aanzien der gevolgen van de afza
ging der Paalhoofden voor het natte en droogs
Strandkunnen deze gedeelten van het noor-
derltrand van Walcheren niet verergerd, maar
zouden mijns erachtens, in tegendeel verbeterd
moeten zijn, zoo dra het zal kunnen worde»
bewezen, dat de duins-reeën, federt de laatste
jaren na de afzaging, met dezelfdehooge vloe
den als voormaalsminder afnemen dan toen
wam