biedend vermogen van het geen zij te voren hadden. De duinen waar de paalhoofden afgezaagd waren zijn, bij alle die dormvloeden zoo zeer beveiligd gebleven als men van de wer king der tegenwoordige uit den duin zeewaards flrekkende hoofdenop zulke ongelijke en ver re afflanden van eikanderen geplaatst, eeniger- mate verwachten kon.En zoo de dranden, op cene enkele plaats, al eenig verlies gele den mogten hebben (het geen echter nimmer bij dat van vroegere tijden haalt} gelijk d;t bij den vloed van den it Januarij 1815 en bij en kele andere vloeden, in de wijde vakken we derzijds Borsfeletis- en fVilhelmiuslioofden fcheen plaats gehad te hebbenwas het dan nog niet maar een tijdelijk verlies lagen de zanden niet alle aan of even beneden de laagwaterlijn, vanwaar dezelve, welhaast weder waren opgeworpen, aangeduifd, en was alzoo het fchijnverlies niet vergoed dit is ook na tuurlijk, want de neêren enz. zijn nu te zwak, om die doffen, welke een geduchte vloed met derzelver aanvallende golven al eens van den duin en drand naar beneden mogt halen ver der naar den droomsweg te kunnen ontvoeren. En beflisfen nu deze vloeden niet genoeg, om

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 330