-C 50 vloeden, wanneer de Zeeuwfche zeeweringen, zoo veel te lijden hebben een vermogen tot weerftandbieding inlijvende, die de regt- ftandige paalhoofden immer moeten misfen zoude men alzoo kunnen zeggendat de ftee- nen ronde hoofden, boven de tegenwoordige fteile verlaagde paalhoofden op de Zeeuwfche ftranden groote voordeden ten aanzien hun ner vorm en zelfftandige deelen hebben zoo voor derzelver duurzaamheid, als voor de aan winst en bewaring der nevensliggende ftranden. En hebben zij in de daad groote voordcelen boven de tegenwoordige conftruflie der ver laagde paalhoofdenvoor de aanwinst en bevei liging der ftranden enz., dan hebben zij ook een gelijk voordeel voor de aanwinst der dui nen en een grooter vermogen, om dezelve te conferveren; dewijl die aanwinst, onmiddelijk van die der voorliggende ftranden afhangt, het geen om phyfique reden niet anders zijn kan en het geen de beftendige ondervinding aan onze ftranden dagelijks leertwaarom het dan ook voor de aanwinst en beveiliging van den duin genoegzaam zoude zijn de ftran den te verbreeden en aan te hoogenzoo dit Zie de Theorie daarvan, Pag. 55.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 346