C 5*
fche kusten befpoelten de golven mét
«en verbazend watergeweld, onophoudelijk na
eikanderen op de werken aanftormende de
zelve allerwege aanvallen en met eene ge-
heele (looping bedreigen of tegen het alles
vernielende ijs, wanneer geduchte ijsfchollen,
met een verschrikkelijk gedruisch en aanhou
dende werking opkruijende de vooruitwe
kende zeeweringen van onderen tot boven toe
aanranden om is het mogelijk, tot in het
ligthaam derzelve door te dringen dit is
voorzeker, zoo het mij toefchijnt, eene ge-
wigtige vraag welke ons nog overfchiet te
beantwoorden eene vraag die des te meer
verdient te worden overwogen om dat ons
de bedenking wel eens voorgekomen is dat
de Ilollandfche dammen het toch op de
Zeeuwfche kusten niet zouden kunnen uit-
houden."
Wanneer wij de theorie raadplegen, en na
gaan de wijze van de werkingen der golven
en van het ijs tegen hellende vlakken of
fchuinfche werken f waar door dezelve
van trap tot trap worden tegen gegaan en op-
ge-
(t) Zie nopens dit onderwerpde bekroonde Verhandeling vaa
den Heer f coudriaan, in het ijl. Deel van het Bataaf sok
£enooü'chap te Rotterdam,