-( 5? >-
felen van öormweêr enz, te wederftaan f
en hoeveel meer dezelve gefchikc zijnom
de kvuijing en aanranding van het ijs te ver
duren dan met fteile wanden voorziene paal
werken kan, om hier in geene noodelooze
herhalingen te vervallen, worden nagezien in
de reeds aangehaalde bekroonde Verhandeling
van den Heere a. f. goudriaan, voor
komende in het XIIe- deel van het Bataafsch
Genootfchap der proefondervindelijke wijsbe
geerte te Rotterdam
Bij gevolg moet het ecrfle gedeelte van
het derde point der Vraag namelijk of de
tegenwoordig aangenomene wiize van con-
Itru&ie der verlaagde Paalwerken op de Itran-
D"3 den
fEen groot voordeel is met den aanleg der ronde fteene
hoofden verbonden, ook ten aanzien der begeerde fterkte, welke
aren als 't ware zoo veel kan vergrooten als men wil door
dezelve wederzijds een vlakker beloop te geven het geen
men dus naar mate der lokale omftandigheid enz. bij derzelver aan
leg kan regelen een voordeel, wederom, liet welk aan geen
fteile paalhoofden kan worden toegekend. En wanneer er bij
een geweldige ftorm of anderzins, al eens een' enkele fteen uit het
Jioofd mogt flaanna het afebbeu van 't watervindt men het ma
teriaal weder aan den voet van t werk het onderhoud vereischt
dus alleen cenig gering arbeidsloon gansch anders is het met de
paalhoofden gelegen zwarigheid is er ook bij het ukflaan van ee-
nige ftcenen niet, want daar onder liggen weder beurtlings kgea
brikken en betuind rijswerk; voorzeker vrij wat meer voorziening
dan bij de tegenwoordige op de ftrancien liggende rijsbermen9
jiie enkel nit bctuining derzciver vastheid ontleenen moeten.