aiet aan mijne oplosfing van het derde point der Vraag en hoe belangrijk wordt bet dan niet, de verbetering op te fporen, waar voor dezelve vatbaar zyn; of, hetgeen hetzelfde is de wijze aan te toonen hoedanig en ia hoe verre dezelve in tonncronde met ftcen gedekte rijshoofden kunnen worden veran derd hier toe gaan wij dan nu onniiddelijk, ter voldoening aan het voorgeftelde vierde point der Vra^g over. Fig 2. op bijlage fub litt. G. toont de wij ze aanhoedanig naar mijn inzien de fteilo aigezaagde paalhoofden op de Zeeuwfche ftranden, (als fig. i.) in met. fteen gedekte rijshoofden doelmatig kunnen worden veran derd en bewerkt (fj, en zuixs over dcrzel- ver- (f) In deze figuur, is de druiping van het hoofd aan do zijden gemiddeld i voet hoogte op 4 voeten bazis: zoo dat de rpnde toog bij e aan de kruin eindigt in een tangent van 6 1 en bij g met een tangent van 3 1 veelligt zal deze op dd ftranden van Zeeland voldoende zijn, als men bij hetgeen hier Voren (pag 53 en 5+ is gezegd), nog in aanmerking neemt, dat op een met hoofden geregeld bezet ftrand, de golven ooit did werken volmaakt dwars, dat is met een hoek van «;o3 aanvallen»- maar altijd een kleiner hoek met de ftrekking derzeive maken waar door dus de helling der zijden van de hoofden met betrek king tot den fchuinfchen aanval der golven zoo veel grooter wordt, het wcerftaadbicdend vermogen derzeive dus zoo veel meerder toe*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 357