C 63 )- tot dekking ran hetzelve, en, om alle onder mijning voor te komen zodanig geconftru- eerd dat die zoo mogelijk ten minsten eene helling hebbe gelijk die zijde welke tegen de meest heerfcheade ftormftreken ge keerd ligt boven en behalve dat dit uit- terst gedeelte ook nog in eenen ronden berm, als een kraag van ten minsten 6 voeten breedte met fteen gedekt zou moeten worden inge- floten bij de meeste werken op het noor- derftrand van Walcheren zal die toog en berm dan neêrkomen of te niet loopenop de resters van het oude hoofd en der weder- zijdfche bermen het geen men bij eene la ge voor- of najaars eb gemakljjk zal kun nen bewerkftclligen zonder de uit hoofde van de braading aldaar, zoo moeijelijke- zin king met rijszink- of dekftukjes te moeten beproeven Van de oude palen, welke daartoevolgens het plan, dienstbaar kunnen zijn, bediene men zich; de andere palen, welke zich als dan nog voor deze ronde toog bevinden mogten wor den, 't zij door uitpenzing of door afzaging zorgvuldig weggeweerd men zorge Hechts door brilt- en lteenftortingen Doornikfche) dac er in deze voorfte gedeelten geene onre- gel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 359