C 68 )- bij onvoorziene ondermijning ftaande blijve of door het gewigt der fteencn neder worde ge drukt zonder deze voorzorgen, zou bet werk altijd in gevaar zijn, wanneer zeer hoo- ge vloeden tegen de duinen worden opgeduwd*, en de nevens den berin gelegene duinshelling eenige voeten diep wierd weggehaald, of het itrand aldaar tot onder den berm uitgefchuurd* als wanneer de golven zich weldra achter den berm zouden voegen dien opbreken en ein delijk eene affcheiding van het duin en het hoofd te weeg brengen. Misfchien echter kunnen deze duinsverfter- kingenop het noorderftrand van het Eiland Walcheren nog vele wijzigingen tot verminde ringvan kosten ondergaan onder anderen zoude aan de vloedzijde der hoofden waar de dui nen zoo ver vooruitfteken, en breedte genoeg ach- Wij zouden het overbodig achten, indien men voor de ftranden van Walcheren en Schouwen zulke kostbare fteenen glooi- jingen wilde daaPftcllen, als men aan Katviyk en elders vindt; de wijl de ondervinding reeds heeft geleerd, dar de meeste dier ber« menvooral aan het noorderftrand van Walcheren in weinige ja ren zoodanig onder liet zand zullen zijn geftoven, dat er voortaan j> eenige plaatfen uitgezonderd, geene of weinige reparatie meer aam zal behoeven te gefchieden de berm aan de Bruinshoofd gelegd in 't jaar 1809, van voren op het Jlgchaam van den duin, in den bijna ergftcn hoek des (hands heeft federt nog geene reparatie Boodig gehaden zal die misfchien in lange niet behoeven*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 364