V O 0 R B E R I O T. 35 Op de LXXXIII. Vraag, over de oude en nieuwe Geneesmiddelen, kwamen geene ant woorden in zij werd bij het Programma van 1818. verlengd tot den van Grasmaand 1819. Thans ontving het Genootfchap een antwoord in de Latijnfche taalen onder de fpreuk: Video meliora proboque: doch het werd onvoldoende gekeurdde Vraag is om hare belangrijkheid bij het Programma van 1819 nogmaals opge hangen om beantwoord te worden vóór den I» van Grasmaand 1821. Op de LXXXIV. Vraag, over de waardij der Wetenfchappen in het volgend leven, kwam een antwoord in, onder de Spreuk: Zoo wat een mensch zaaitdat zal hij ook maaijen: het kon, hoefchoon anders gefchreven, echter niec als voldoende worden aangenomenhec Programma van 1819. vermeldde, wat het Ge nootfchap eigenlijk in het antwoord anders had gewenscht, en ftelde de Vraag andermaal ter beantwoording open, tot den i. van Grasmaand 1821. De LXXXV. Vraag, over de vermeenigvul- diging der Zeehonden op de Zeeuwfche ftroo- men, bleef onbeantwoord: zij werd bij het Programma van 1818. andermaal opgehangen UI. D. Z. Gen* C cot

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 37