8 9 M t H S f. tot den i. van Grasmaand 1819; doch weder onbeantwoord blijvende is zij bij het Pro gramma van dat jaar ingetrokken. In het jaar 1817. is geen Programma uitge- fchreven. Bij het Programma van 1818. is de volgende Prijsvraag opgehangente beantwoorden vóór den i.van Grasmaand i8ao: LXXXVI. Waren de inrigtingen der Gilden of Cotporaticn van neringen en ambachtendie zoo lang in ons Vaderland hebben (land gehouden in de daad van eenen zoo voordeeligen invloed voorden bloei der Steden en Burgerijen, dat het gebrek aan welvaart en de neringloosheid, waar over thans zoo algemeen geklaagd wordtook grootendeels aan de afschaffing der gezegde in- xigtingen moeten worden toegekend Indien ja in hoeverre zou dan in den tegenwoordigen tijd het herftel der Gilden nuttig en raadzaam zijn voor den Staat En onder welke bepalingen zoude dit als dan kunnen gefchieden? Op deze Vraag ontving het Genootfchap vier antwoorden, onder de zinfpreuken: 1. Laat alle dingen eerlijk en niet orde gefchieden. p a u l u s. Roept

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 38