-c 89 )- ook heeft de ondervinding de weldadige ge volgen daarvan aan de Hollandfche kusten te c> zeer geleerd dan dat ik over dit onderwerp nog breedvoeriger zoude uitweiden. Befluiten wij eindelijk deze Verhandeling met krachtdadiglijk aan te bevelen, de droogs ftran- den en teeën der duinen, op die plaacfen waarde gewone vloeden eene tamelijke distantie afblij ven, te bezetten met gewoon llroo van tarwe, helm enz of met zoogenaamde fchermhoofdjes van zaadflroo waarvan men aan het noorder- ftrand van Walcheren een gelukkig gevolg heeft gezien, toen, eenigen rijd na de verlaging der hoofdenhet natte ilrand zich verhoogen- de, en tot ftuiving droog geworden zijnde, de ze fehermtjes het zand aan de tceën der duinen opvingen tot eene hoogte die de vloeden niet ligt bereiken zoo dat men zelfs den helm be neden de duinstee gelijk onder anderen bij het de Vriendshoofdgroeijen zag,Dat men met deze zandftuiving die bijzonder in het voor-en najaar, bij langdurige droogeenfcher- pe oostelijke en noordelijke winden, wanneer men geene hooge vloeden heeft, die de ftran- den te hoog, en te langen tijd nat houdenzijn vooicleel moet doen, is duidelijk, om dat men F 5 daa?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 393