C 105 >-' Den g|. Maart 1815.' Stormde het uit het west- zuidwestene& bragr. deze florm eene zeer hooge kolom wa ter aan den wal die binnen gaats tot twee maal de hoogte van gewoon hoog water met dood tij is waargenomen de duinen op het zuiderflrand wierden andermaal fleil aangezet, en fommige paalhoofden wederom van dera duin ontworteld; ook waren de duinen bij era nevens Nebbens- en Matthijsfenskoofdjesera achter het ongedefendeerde ltrand, ten oosten dezelve aanmerkelijk afgenomen het Zuid- waardschhoofd verloor bij dezen florm as fluks voorname palendpch het eigenlijke ge- dcfendeerde noorderllrand, noch de afgezaagde zeeweringen leden geene fchade, immers vin den wij in de rapporten er zelfs den fchijs niet van. Den 14. April 1815. Woei het een onlluimige wind uit het noorden en noordwestenvergezeld met zwaar aanloopende golven, die de hoogte yan 19320 voeten boven gewoon laag water bereikten waar door het M'atthijsferts- en het JVebbens- hoofdjevan het duin ontworteld wierden, era biet en daar aanzienlijke febaden entftonden. D«n

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 405