-( 7 )- Wachtingdaar ik dezelve voor dc noordoostelijke deelen van ons Vaderland ringvormig vond. Ik deelde mijne ontdekking mede aan mijnen vriend, den Heer i> e kanter, met verzoek om die tot meerdere zekerheidook eens te willen bere kenen zijn Ed. voldeed hier aanen dc uitkoms ten van onzer beider berekeningen stemdenin alle bijzonderheden, volmaaktelijk overeen.Hij verzocht mij toen om ook voor Leijden eene af zonderlijke teekening van dezelve te ontwerpen, om die aan een' Hoogleeraar van zijne kennisop de Universiteit aldaar, te zenden: ik heb dit ge daan en de Heer de kaster gaf er insge lijks kennis van aan den lieer cantziaar te Rotterdam met de uitnoodiging om deze Eclipsook eens op zijne bijzondere wijzete berekenen; zoo als die Heer ook gedaan, en ons de uitkomsten gemeld heeft, welke, met de door mij gevondenezeer wel overeenstemden. Dit een en ander had plaatsvijftien maanden vóór dat ik de meer uitvoerige teekening van de schijnge stalten, aan het zeeuwsch genootschap aanbood. Het is dus niet onmogelijk dat men in Hollanddoor deze ondei linge medcdeeling op de aanmerkelijklieid van dit verschijnsel eerst op merkzaam geworden isschoon ik mij de eer der eerste vinding niet wil aanmatigen. Mijne

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 423