-C '7 )- Van maar gij verfchoont mij van ver dere proevenen vergenoegt u met diewelke ik u nit vele andere en meerdere heb medegedeeld. Het is zoo van de drie en tachtig uitgefehre- vene Prijsvragen zijn er ilccbts zeven en twintig met de gouden Eeremunt bekroond Maar dit bewijst, mijnes erachtetisvoor de voorzichtigheid, bij de algemeeneVergaderingen in de beoordeeling der antwoorden in acht genomen. Welligt haperde er iets aan de redactie der Prijs vraag of de termijn van het in te zenden antwoord was te kort; of de omliandigheden des tijds on- gunftig of de beantwoording kon men alleen van een zeker bekend man verwachtendie of door zedigheid weerhouden of door menigte van bezig heden werd verhinderd. Gij weet het M. H. welke fchoone lesfen en voor- fchriftcn onze voormalige Secretarisde geleerde en eerwaardige g. kuipers, ons aangaande het voordellen van Prijsvragen heeft medegedeeld en nagelaten. Ook zijne gedachtenis blijve onder ons in ze gening Bovendien eene Prijsvraag kan dc begeerde uit werking doen in meerdere of mindere mate, fchooii zij nimmer beantwoord, veel min bekroond zij.— Gelijk ik zeer gemakkelijk in ftaat zijn zoude om met een recent voorbeeld te bewijzen, indien ik niet vreesde den fchijn te hebben van mijne eigene po ging toe te juichen, C 4 Bui-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 59