maar de Zeeuwen in het openbaar uit te krijten als benij Iers en tegenstanders van Leijdens wel verdiende belooning, als slechthooiden en weet nieten, ongeschikt voor letteren en wetenschap- pen en onbekwaam om slechts éénen Man te noemendie zich in dat vak bad onderscheiden en dezen hoon, in eene der plegtigste Vergade ringen van Staatsmannen en Geleerdenuit te roe pen met een' zwier van taal en woorden die de bitterheid der verwijten nog meerder kracht bij— zetleden: dit in der daad l ad niemand kunnen verwachten dit moest aller verbazing gaande maken. Het was de geleerde en welsprekende Burnian die in bet Carmen Elegiucuniter gelegenheid van evengeme'de plegtigheid zich hieraan oa- voorzigtehjk. liad schuldig gemaakt. Ongaarne herbaal ik 's mans onbedachtzame woorden; maar ik kan zulks niet geheel nalaten, zonder de noodzakelijkheid en waarde der tegen spraak te verminderen. Jloort er dan van dit wei nige. Na in den aanvang zijner Redevoering, ter zij ner bemoediging, de hulp der Zang-godinnen te hebben ingeroepenspreekt de Redenaar eerst 's Lands Hooge Magtenvervolgens Leijdenaan. Hij stelt zich voor den geest den rampzaligen staat van het door honger en gebrek uitgemer geld Leijden en deszells cindelijke verlossing; de aan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1821 | | pagina 80