-( 29 )-
Hier ligt ct een, die in zijn leven
Meer zondigs heeft dan deugd bedreven.
Het luttel goed, dat in hem was,
Hield min gehalts dan stof of asch.
Van 't kwaad gaf hij de schuld zich de eere
Van 't goede alleen aan God den Hecre
En zogt demoedig 't einde raad.
Bij Jesus al zijn toeverlaat. k
De Geschriftendie De la Ruë heeft nage
laten waren menigvuldig en van allerlei aard
meestal Gedichten over Godsdienstige onderwer
pen; doch allen, zoo verre zij na het jaar 1741.
opgesteld waren in meerdere of mindere maat
blijken dragende van een ontsteld brein en ver
warde begrippen.
Het zijn zijne vroegere werkzaamheden die
zijnen roem moeten sciragen. Zijne Gedichten
schoon hier en daar iets sierlijks bevattende, dra
gen meer den stempel van vrome eenvoudigheid
dan van dichterlijke verbeelding maar zij
ne andere werken in onrijm met name het Ge
letterd Staatkundig en Heldhaftig Zeeland
verdienen den grootsten lol'; en \ooral de dank-
baar-
(i) Dergelijke gevoelens stralen overal door in 's Manj
Levensberigtdoor hem zeiven vervaardigd en geëindigd
in het jaar 1741.
Vergel. ds Friss Prc.ve eener Geschied, der VadcrU
DichtkundeII. Dt hl. 123.