33
aan liet welk dit ons Genootschap dcszelfs bestaatj
verschuldigd is.
In 1776 Lid van hetzelve geworden zijnde,
was onze Lam breciitsen niet de minst ijve
rige om aan het gesticht luister bij te zetten.
Het bloeide dan ook welig en beloofde heerlijke
vruchten. Maar het onbestendige dezer aarde,
het welk wij zoo zeer in onzen leeftijd ondervon
den hebbenhechtte zich ook aan den tempel der
Muzenen voorspelde een akelig uilzigt. Vlis~
singennamelijk, door zoo vele roemrijke her
inneringen dierbaar aan het Nederlandsche liart,
was zoo goed als aan het Vaderland ontrukt.
Vreemde krijgsknechten bewaarden deszelfs ves
ten Fransche invloed gaf er den toon. Da
aanzienlijkste de vroedsten hadden de Stad
hunner geboortemet weemoed verlatenhan
del en zeevaart stonden stilkunsten en weten
schappen kwijnden de waardige W inkel m a n
was overleden de Maatschappij was bare ontbin
ding nabij. Gelukkig leefde er nog een L ai-
br ec us en, die, onder medewerking van
eenige minnaars van Letteren de Maatschappij
als 't ware uit derzelver asch deed herrijzen en
dezelve kreeg onder zijne presidie inliet jaar 1801
een verjeugd leven.
Onttrokken aan Staatszorgenwijdde de arbeid
zame, kundige Man zijnen tijd en zijne krachten
G 4 aan