4i die in al deszelfs zuiverheid en Goddelijke oor-* spronkelijkheid niet naar waarde kon geschat wor den ten zij door menschenwier verstand door geene vooroordeelen door geen bijgeloof bene veld voor waarheid vatbaar is. Uit dit oogpunt beschouwde de Godsdienstige man het Christen dom en schroomde hij niet om kennis en we tenschap te verspreiden. De geschiedenis was eene zijner geliefkoosde studiën zijn diepe blik in de oorzaken en gewrochten der gebeurtenissen, was hem eene bron van genoegens; te zuiverder, daar hijte midden der woelingen van heersch- zucht, die de geschiedrollen zoo vaak met bloed bezoedelensteeds eene wakende Godheid erken de,die de hartstogten der menschen tot mid delen weet te gebruiken, om hare weldadige oog merken te bereiken. Zijn voor de eer des Va derlands gloeijend hart vond bovendien ruim voedsel in de beoefening «Jer geschiedenis bij het vermelden der groote daden van een uitmun tendnooit volprezen vóórgeslacht.Den roem van groote mannen te handhaven,hunne na gedachtenis der vergetelheid te ontrukken eerezuilen op te rigten of te herstellenwas hem eene behoefte, en sloeg hij handen aan het werk, waar dit pas gaf. Zoo werd hem van 's Konings wege vergundtwee monumenten op te rigten ter eere van Graaf Wii,lem den IId.cn, en van FLOlus, Voogd van Holland, beide verdien- C 5 ste—

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 143