14
voorberigt.
de in dit leven beoefende Wetenschappen ook9
in het toekomend leventot vermeerdering van
den gelukstaat der gezaligden zullen kunnen die»
nen Zoo ja; welke zijn dan die Wetenschap
pen waarop de menschnaast de kennis van
God en zijnen dienst, zich in dit leven vooral
behoort toe tc leggenom van derzelver aanvan
kelijke kennis ook aan gene zijde van het graf
de zaligste gevolgen te kunnen hopen?
Het Genootschap ontving twee antwoorden on
der de spreukenOptimarumartium scientia ne
mortuo quidem eripieturenFelicern cjui istci
jam novit. liet eerste werdt als voldoende be
antwoording aangenomen en alzoo aan den Schrij
ver van hetzelve de gouden Medaille toegekend.
Bij de opening van het biljet bleek Schrijver te zijn
P. va n der Wileisen, Predikant te Thiel.
Het tweede werd geoordeeld ook zoo veel goeds
te hebben dat aan den Schrijver de zilveren
Medaille werd toegewezen. I)e Heer C. W. Pape,
Predikant te Heusden heeft zich vervolgens als
Schrijver hekend gemaakt, aanwien dan ook de
zilveren eermunt is uitgereikt.
In het Voorherigt des derden Deels bladz. 34
en 35 is gemeld, welke antwoorden waren in
gekomen op de Lij het Programma van i8iS
voorgestelde Vraag,
LXXXVI. Over de inrigtingen en den invloed
der Gilden. Va»