-( 93 H ter hoc Wanneer die oorzaken van vermin- derde welvaart langzamerhand ophouden, en de welvaart weder aanwakkert en men verkrijgt tevensdat de Gilden hersteld worden dan zal het ook die klasse van ingezetenen heter gaan. Het zal wederom zijn post hocergo propter hoe maar het zal in de daad nog niets bewij zen. Ik durf dus niet vaststellendat het afschaffen der Gilden in ons Vaderland eene voorname oor zaak van de toegenomene armoede en ondervon den neringloosheid zij; en'dat het herstel der Gilden bijzonder zoude bijdragen om die kwalen te herstellen. Met dat alwil ik hiermede het nog overig zijnde laatste gedeelte der prijsvraag geenszins als van zelf ontkennend beantwoord gehouden heb ben. Hetzelye verdient nog in eeu afzonderlijk Hoofdstuk beschouwd te worden waartoe ik thans mij spoede. VIERDE

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 267