5. De Staat moet voor het practisch onderwijs der ambachtslieden naar vaste regelen zorg dra- gcn. 102 Uit deze moet 1. Alle dwang, alle monopolie verlvmnen zijn. 3. De Corporaliën moeten vrije gezelschappen worden, tot welke de toegang roor een ie der open staatdie zich door beproefde be kwaamheden daartoe gcregtigd betoont. 5. Men moet de opklimming en rangorde, (van leerling, knecht en meester) in elk ambacht &c. behouden; doch dezelve moet vooreen ieder afbangen niet van ecne doode tijds bepaling, maar van zijne bekwaamheden. 4. Het onderzoek en de te geven proef van die bekwaamheden moeten doelmatig zijn. 6. De Staat moet alle neringen gelijke bescher ming yerleenendoor den vrijen toegang te verleënen tot elke nering, en dus ook tot meerdere bedrijven le gelijk waardoor te vens de verwijderingafgunsttwistentus- schen dezelve zullen vermijd worden. y. Het reizen der handwerksgezellen te behou den maar goed in te rigtc-n.(Dit komt ia ons Vaderland minder te pas.) 8. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 276