-{ 112
den, verscheidene bepalingen die strijdig zijn
met het denkbeeld eener vrije corporatiehoe-
danige wij volgens de voorslagen van So den en
Jacob en de lloüandsche wet van 1808. hebben
opgegevenb. v. Art. 14. en 15het verbod van
alle Gilde-nering, buiten uitdrukkelijke Vorste
lijke toelatingen liet zeer naauw beperken van
(ille handwerk en burgerlijk bedrijf, ten platten
lande; Art. 70. bet verbod van in het huwelijk te
treden voor do handwerksknechten (gezellen);
de bepaling Art. 149 dat wel regelmatig elk
die zich aanmeldt, en bekwaam bewijst, tot het
gilde zou moeten toegelaten worden; doch dat
blijkbare overbezetheid van eenig bedrijf reden
zou kunnen geven om de toelating te weige
ren, het verbod, Art. 170. van in meer
dan
Zal men dan nieuwe Leden tot eene corporatie
toelaten, ook wanneer dezelve blijkbaar reeds te vele Le
den heeft, dan dat elk een burgerlijk bestaan zou kunnen
vinden?"Antw. I Wanneer een ieder zijn ambacht of
bedrijf oefenen kan alwaar hij wilook buiten zijn vaste
woonplaats, is deze zwarigheid veel geringer.2. Bij
zoodanige vrijheid van nering cn vertier, kan toch de te
genovergestelde maatregel van afwering, deszelt's oogmerk
niet bereiken.— Maar, 3. dit is juist het g-rootc strijd
punt; van gesloten Gilden,— of vrije corporatiën (volgens
de denkbeelden van Jacob cnSoden, en de Holland-
ache wet van 1S08 welke in zoo verre overeenstemmen)
«u ik maak gcene zwarigheid, het laatste te verkiczenc
CO