(Bij C 123 y~ of lage beloon ing«Ie Regeering zich de zaak der armen zoo ver de billijkheid aan hunne zijde is, moet aantrekken tegen den dwang der rijken dit ben ik met Sismondi (Liv. VII. Ch 8. en 9.) en van A 1 p li e n (in zijn aangehaalde verhande ling volkomen eens. Maar verderdan tot zulk onderzoek en zulke voorzorgals ik even zeidc geloof ik dit niet; en, verder uitgestrekt, wordt de fraai philanthropisch klinkende stelregel: »l'ou- j> vrier a droit a la garantie de celui qui l'em- j) ploieligt ongerijmd en verderfelijkbehal ve dat dit regt van garantie door Sismondi slechts toegekend wordtonder de wederkeerige verpligting, dat de werkman zoo lang hij dezelve noodig heeft, zich van het huwelijk onthoude. Doch ik gevoel, dat ik hier gevaar loop van af te dwalen van het onderwerp dezer prijsvrage en verhandeling. Over dat onderwerp zelf heb ikniet naar mijn' wil en wensch maar naar mijn vermogenmijne opmerkingen en gedach ten te berde gebragtin de hoop van iets te mo gen bijdragen tot het edelmensch- en vader landlievend doel des Genootschap!. Derhalve, en daar de tijdsbepaling mij dringt breke ik hier af, en make een - EINDE,-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 297