-C 19 )-
een oógenblik geheel geweken schijnt: maar \er4
volgens b,egint bij op nieuw te lichten, welk laat
ste doorgaans in sterkte toeneemt en tot cenen
vuurgloed aangroeijende, zijne ontvlamming tea
gevolge heeft.
Schoon nu dit verminderen en verdooyen, we
der ontstaan en aanwassen van het phosphorisch
lichtjuist niet hij alle de volgende proeven waai?
ie nemen zijen 'er, om die afwisselingen op te
nierkeneen in dezen reeds eenigzins geoefend
Oog gevorderd wordtkan ik echter, op grond van
naauwkeurige en herhaalde waarnemingen deze
lichtsverwisscling als een Verschijnsel opgeven
dat bij elke onderwerping van den Phosphorus aan
de zelf-ontvlamming in't luchtledige plaats heeft.
Men is gewoon om het lichten of' schitteren,
hef welk de Phosphorus in dampkringslucht doet,
zijne phosphorescentie (o) te noemen. In zoo
verre namelijkals deal gaande weg hij deze
proeven verijld wordende, lucht nog op den Phos
phorus werken kanzal ik die benaming hou-
B 1 den j
0Schoon de benaming van Phosphorescentie in 't al-
gemeen gebruikt wordt van het glinsterend, lichten van licht
gevende zelfstandigheden, zal ik dezelve in deze verhan*
deling alleen maar met betrekking tot den Phosphorus be
zigen, en wel bepaaldelijk 0111 'er dat lichten of glinsteren
door te beteckenen, 't welk hij vertoont, zoo lang de damp*
kringslucht haren invloed nog op denzelven kan uitoefenen
meermalen zal ik dit glinsteren ook het eerste licht, dat zich
bij deze proeven aan den Phosphorus voordoet, noemen*