-C 2» )-
dit het derde verschijnsel noemen, 't welk zich
begint te vertoonen als de kwik op 1 of duim
hoogte staaten met de pomp dan snel doorwer
kende vermeerdert tot eenen vuurgloed die
door het katoentje doorschiltertais een opwel
lend kokend groenachtig vuur, aantoonende de
ontsteking rvan den Phosphorusen waarop
meest altijd zijne ontvlamming volgt.
11. Tijdens deze vertooning doet zich een
vierde verschijnsel voor: de Phosphorus door dit
gloeijen aan zijne oppervlakte vloeibaar gewor
den, werpt (vooral bij eene inrigting der proe
ven als deZe) eene meenigte lichtende sprangjes
of holletjes uit die zich door de glazen klok
verspreiden en een niet onaardig gezigt ople
veren.
12. Nagenoeg te gelijk met deze vurige uit-
13 3 spat-
(r) Ontsteking incensiohier door bedoel ik eenpv.
vermeerdering ef hooger graad der ignicentie want deze
laatste kan aan den Phosphorus gebeuren zonder dat nog
daarop de ontvlamming van denzelven volgt, zoo als dit
uit de volgende proeven zal blijken men vergelijke ook,
ter onderfcheiding van deze beide benamingen aanmerking
vi. hier boven. Doch gelijk in 't algemeen bij elk ont
vlambaar ligchaam hetwelk men in vlam wil brengen,
eerst door verhooging in temperatuur (dat men ontsteken
noemt,) eene gasvormigheid in hetzelve te weeg gebragt
moet worden, (want vlam is aangestoken en brandend gas)
Zoo ook bij den Phosphorusbij welken de ontvlamming ia
luchtledige een gevolg der incensic is.