33
nu, zijnde indut oogenblik dat de kwik tot nage
noeg 3 lijnen inde verkorte peilbuis was gevallen,
21. De omstandigheden bij deze zelfontvlara-
ming waren de volgende
De oprijzing des rooks tijdens nog dcPlioS-
phorescenlie duurde, geschiedde als gewoonlijk,
8. en toen de kwik nog een paar duim hoog
teekende, hing dezelve langs het kardoesje en het
doosje neder, in de gedaante van eerie parapluie,
aangewezen door de lijnen s wen s w Fig. 7.
Even zoo had er ten aanzien van liet tweede
licht 4.) weinig verschil jilaals; maar
2. De lichtende uitspattingen (§11) waren zeer
weinig, en alzoo de luchtkring d e f Fig. 3 j 12)
zich tot op dc plaat der pomp uitstrekte, liet het zich
begrijpen, dat de fraaije lichtkegel 13) zich niet
vertoonde x even min als het geen gewoon
lijk hij deze proeven op denzelven volgt14)
liet van een scheiden, namelijkvan denzeiveri ea
zijne overgang ineen neervallend lichtend wolkje.'
Eindelijk echter begon de gemelde lichtkring,
die tot op de plaat der pomp nederhing, zich,
z.gen.1V.D.b^«£. G hoe-
fat) Dc reden dat de gemelde fraaije kegelvormige vlant
zich nu niet formeren kon, meen ik daarin gelegen te zijn,
dat dc nederhangende lichtkring def zijne warmtestof ea
mogelijk ook wel elektrike stof aan de plaat der lucht
pomp overzette; men vergelijke 514. en aanmerking w daan
onder.