K 48 )- tingniet zoo ligt als bij de éérsteeene 1 er-* nieuwde ontvlamming te vreezen is; voorts dat men den overgebleven Phosphorus aan deszelfs andere zijde plat gewordenen aan het dekseltje Tan het doosje vastgesmolten vindten eindelijk dat, zoo wel het dekseltje, als het katoentje met de meergemelde oranjekleurige stollè eenigzinf bezet wordt. Proef 2 2. 33. Een stukje Phosphorus van zwaarteals in de drie laatstvoorgaande proeven nu echter niet bedekt of omwondenmaar vlak en vrij neergelegd op pluksel van kaarskatoen, hetwelk op het dekseltje Was uitgespreidzoo dat het rol letje geheel voor het oog bloot lag. De ontvlam ming geluktedoch veel trager dan in proef 19. en 20hoewel naar het mij toescheeniets spoe diger dan in Proef 21staande echter de kwik, op het oogenblik der ontvlamming, niet hooger 111 de peilbuis, dan in de laatst voorgaande proef. Het is bij deze inrigting der Proef op de zclf- ontvlamming van den Phosphorus in't luchtledige, dat de daarbij voorvallende verschijnselen zich als bloot voorliet oog vertoonen, en liet gemak kelijkst waar te nemen zijn. Alle die, van welke ik in de eerste Proef 8 en verv.) melding ge maakt heb, kan men ook bij deze te voorschijn doei}

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 352