C 66 )-
brand had (I), was de harst verdwenendoch
er was een plekje overig, waar deze, schoon
reeds gesmolten, zich nog bevond. Biet het mi-
kroskoop, zag ik duidelijk de poreusheid van dit
gedeelte van het rolletje't welk ontstoken geweest
was en van waar het harstpoeder verdwenen
scheen. Uit liet geen ik toen opgemerkt heb
is het mij voorgekomendat de harst daarin ge
smolten was, en in zoo verre zich met den Phos
phorus verbonden had. De ondervlakte van het
rolletjemet welke hetzelve op het koper vast
gekleefd was geweest, vertoonde zich zwart; een
bewijs, dat het ook daar beginselen van ontle
ding ondergaan had.
Ik heb mij bij deze proeven eenigzins lang op
gehouden om dat hierover verschil tusschen twee
bij mij waardige Geleerden plaats heeft intus-
schen blijkt uit de laatste proeven dat dit verschil
in waarnemingenvolkomen met de toedragt der
zaak overeenkomt: immers de Heer van Be ru
in el en kan, volgens het geen Z. Ed. in meer
gemelde» brief schrijft, zeerwel, en zelfs spoedig
genoeg de ontvlamming van het rolletje Phospho
rus, dat met harstpoeder gedekt was, waargeno
men
Het zal uit eenige waarnemingen hierna te met-
den, blijken, dat, in zoodanig eeu geval, waar eene ig-
nicentit aan de waskleurige oppervlakte bij deze proeven
plaats gehad heeftzij dan reeds met eou wit vliesje of
Stipjes moet aangedaan geweest ziju.