C 82 >-
i. Met opzigt tot den rook had Let een en an
der plaats van het geen reeds bij Proef l8. ge
meld is. Eerstnamelijk verhief zich de rook
damp regtstandig van p naar q (zie Fig. i3.);
de verijling verder vorderende verminderde deze
oprijzing, en nam zoodanig eene rigtingals door
de kromme lijn p r aangeduid wordt. Voorts
toen de kwik nog 3 duim in de peilbuis stond
scheen de rookstraal uit een der uiteinden van het
rolletje voort te komennemende eene schuinsche
rigting naar benedenals van p naar s al gaan
de weg rigtle die straal zich naar u door het punt
t gaande, en viel regtiijnig nederwaarts, ais a u.
Toen door de verdere verijling der lucht eenigzins
in breedte uitzettende eu te gelijk in dcszelfs top
tegen het rolletje Phosphorus steunendevertoon
de deze rookstraal niet onaardig eene kolom op
welke het rolletje scheen te rusten.
In het donker kon ik van dezen rook niets
waarnemen dewijl dezelve geen het minste
schijnsel van licht gaf.
2. Zeer voldoende kan inenbij deze inrig-
ting der Proef, het licht dat zich gedurende de
luchtsverijling aan den Phosphorus vei toont, waar
nemen. Hier omtrent heb ik in de op deze wijze
ingerigte proeven, mij volkomen overtuigd van
het geen ik reeds in i5 heb opgegeven namelijk
dat het lichten zich alleen tot het wit omkleedsel
der rolletjes bepaalt, en niet aan de waskleurige
door-