C 8(5 )- eerie zwarte lcléur aaneindelijk geeft deze stof in 't donker licht, als men dezelve met een stuk papier of iets dergelijks wrijft; in alles overeen komende met het vocht hier bovenonder jj 29» in aanmerking c gemeld. 8. Wat den linnen draad betreft deze ver brandt nietzelfs niet het oogwaarin het rol letje Phosphorus is bevat geweest, alleen wordt bet onderste gedeelte van den draad bruinzijnde bet oog doorgaans zwartdoch niet doorgebrand. g. Ik heb een en andermaal, na vooraf het rol letje Phosphorus ten uitersten naauwkeurig gewo gen te hebbenalvorens het aan de proef on- worpen werdhet in het schaaltje gevallene stukje gewogen en hetzelve altijd lichter bevondendoch om hieruit eenige gevolgtrekkingen af te leiden, zou te zeer gewaagd zijn; dewijl hetzelve altijd een verlies in gewigt ondergaataan de uitspat tende Phosphoriscke stof welker grootheid van gemis met te bepalen is. Proef 5 o. De inrigting als in de laatstv oorgaan de Proef doch daarin verschillendedat het lolletje Phos phorus nu in een ijzerdraadje van no. i4. op gehangen werd. Het was mij hij deze inrigting ondoenlijk de ontvlamming daar te stellen en dit even zoo min bij ecne temperatuur van 10 ft. (67 F.) als van 11 0 ft. (57 F.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 388