C 8g )- selen meent dat dezelve gezocht moet worden in het calorique, dat, uit het oxigène der verijlde lucht losgezet, zich rondom den Phosphorus op hoopt. Wat mij aangaat, uit eenige opmerkin gen vbij mijne proeven, scheen het nnj toe, dat in de warmtestof de beweegoorzaak [Ie prin cipe moteurvan dit phoenomen te zoeken zij en schoon ik omtrent de wijze, op welke door het calorique de ontvlamming in den Phospho rus bewerkt wordt, verschitle van den Heer van Marum; koom ik echter met Z. Ed. hierin overeendat z:j oorzaak van die ontvlamming is. Maar daar ik mij zeiven voorgeschreven heb om niets in deze zaak aan te nemenhet welk geen proef ondervindelijken grond heeft, of dat F 5 niet vIn dit opzigt wijze ik terug tot alle die uitkom sten, bij welke de Phosphorus ontvlamde, in aanraking zijnde, (het zij bedekt, omringd of opgelegd enz.) met zoodanige ligehamendie geene goede leiders der warm testof zijn; maar die den Phosphorus goed iïoUerdenter wijl in tegenstelling met betere geleiders der warmtestof, de Phosphorus niet ontvlamde. Ondertusschen zou dit ge stelde niet geheel buiten bedenking blijven, want 'er zijn proeven opgegeven, in welke de Phosphorus, schoon niet, (althans niet schijnbaar) in aanraking gesteld met warm testof geleidende ligehamen, echter niet ontvlamde, zoo als Proef 5, 10, 13, 13, 57, 30, 33» 85. 36, 38, 39. 46—43, en gedeeltelijk andere er schijnt als nog eene reden te zijn waarom de Phosphorus in de gemelde ge vallen niet ontvlamt. De verklaring hiervan behoort tot de Verhandeling zelve, cn zal voorkoiaen in de derde Af- ieeling Huol'dstuk II.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 391