-C 93 )- lijk dat 'er van tie vallende stoffenjuist zoo veel en niet meer dan vereischt wordt, op den Phosphorus komtdeels om dat 'er hierna nog proeven zullen beschreven wordendie tot dit onderwerp betrekking hebben x deels einde lijk, schijnt het, dat hij eene te groote hoeveelheid warmtestof aan die ligchaamtjcs overzet, of te sterk bekoeld wordt; althans de ontvlamming mislukt. Maar treft men het, dat de Phosphorus juist in zijne vereischte gesteldheid gebragt is, en vallen de ligchaam- tjes 'er zoo opals ik in de proef beschreven heb (tevens, zonder dat 'erdoor het trillen der pompvooraf reeds van die stoffen op gevallen zijn) dan kan men op eene ge- gewisse uitkomst rekenen. Het onaangenaamste bij het mislukken dezer proeven is, datna men alle de kleppen van het bovengemeld mecha- nisme heeft laten vallen, de gehecle toestel uit een moet genomen en op nieuw ingerigt worden; waarbij men, (en dit moet wel in acht genomen worden) vooraf de neerge vallen stoffen hebbe weg te nemen en altoos een nieuw rolletje Phosphorus en nieuw katoen gebruiken moet. Het is uit hoofde der veelvuldige mislukkingen bij deze soort van Proeven, als ook om dat de beide hier gebruikte stoffen (koper en houtskool), elk op zich zeiven met op- zigt tot het geleidend vermogen der warmtestof beslissend zijn, dat ik met geene andere stoffen hierop proefnemin gen gedaan heb. Alleen echter, dat ik dit nog melde eens op de kleppen koperen stukken (duiten) gelegd hebbende, viel 'er van de vier, een die den Phosphorus even op zijn raar boven gekeerde vlakte aanraakte, waarop deze oogenbiikkelijk ontvlamde. Er zullen hierna nog Proeven voorkomendiehoewej anders ingerigt, echter hiertoe betrekkelijk zijn. (ar) Proef 64 en 65, en Aanmerking i e$ k onder 5% in het volgend Hoofdstuk,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 394